De Gratama Sathe te Harlingen

De Gratama Sathe te Harlingen

Bron: Supplement van De Gratama-Stichting, een geschiedenis van driekwart eeuw 1925-2000 Seerp Gratama

Geschiedenis

De gegevens gegevens voor dit hoofdstuk zijn vrucht van het onderzoek door ir. G.L. Meesters (voor 1950) en, zeer recent, van Ype Brouwers.

De boerderij was ruim twee eeuwen familiebezit van de Gratama’s toen ze rond 1885 voor het eerst met die naam werd aangeduid. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de plaats naar de familie werd genoemd (ergens anders heet het: ”We oogsten aardappels op Gratema”) en niet omgekeerd. De naam Gratama (ook wel Gratema) zal zijn afgeleid van Grettingaburen, juist beoosten van Harlingen, waar Seerp zich in 1655 als meester-tichelaar vestigde en deze familienaam ging voeren. De boerderij was in de eerste helft van de 17e eeuw 62,5 pondemaat (pm) groot. Daarnaast bezat de familie 15 pm los land 91 pm =0,3678 ha).

Vanouds was de boerderij kloosterbezit, waarschijnlijk van het Augustijnerklooster St. Martinus te Achlum. In 1580, met de reformatie, volgde onteigening te behoeve van de Provincie. Allengs verkochten de Staten van Friesland de kloosterboerderijen. Het Register van de Clooster Meyers van 1640 bevat de aankondiging van de verkoop van de Sathe te Midlum, groot 62,5 pm, gebruikt door Jan Willems. Het eerste stemkohier van datzelfde jaar vermeldt dat deze sathe (stem 14) huurt van Sipcke Dirks, die dus de koper moet zijn geweest. Hij is kinderloos gestorven en zijn nicht Grietje Wybrandtsdr. (II a: Romeinse cijfers verwijzen naar familiearchief Gratama) erfde de boerderij van hem. Ook Grietje overleed kinderloos, in 1678. Daar zij duizenden guldens had gelegateerd en ook grote schulden naliet, volgde met toestemming van het Hof van Friesland verkoop van alle onroerende goederen, waaronder ‘een heerlijcke stemdragende sathe lants’ te Midlum groot 67 pm. Het betreft ‘onze’ stem 14.

Jancke Jacobs Scheltinga, weduwe van Seerp Tjepkes (Gratama) (IIb), koopt in 1679 en 1680 in twee gedeelten de hele boerderij voor haar drie kinderen. Na een boedelscheiding in 1694 valt deze toe aan één hunner; Tjepke Seerps (IV). In 1698 staat hij als eigenaar van de gehele stem 14 aldaar te boek. Hij breidt het bezit door aankoop van los land uit tot 80 pm.

De weduwe van Tjepke Seerps, Saapke Folkerts (van) Gelder, vermaakt de plaats aan zoon Folkert (IV-2) maar die sterft kinderloos, zodat neef Tjepke (VI), zoon van vooroverleden broer Seerp (V), erfgenaam wordt. Dat is dan de fameuze Tjepke, gehuwd met Rinske Donker.

De jongste zoon Tjepke erft en verkoopt de boerderij later aan zijn broer Seerp, de Groningse hoogleraar (VII a0. Bij akte van scheiding (22/9/1838) kreeg dochter Elsje Gratama (VII a-6) de Sathe te Midlum. Na haar overlijden in 1880 ging krachtens erfrecht de helft naar de zeven kinderen van haar vooroverleden broer Sibrand, de Drentse pionier (VIII a); de andere helft naar de twee kinderen van de eveneens vooroverleden broer Willem Frederik (VIII b). Om het praktisch te houden, werd de helft 1 toegescheiden aan Willem Frederik (IX e), gehuwd met zijn volle nicht Geertruida Gratama (VIII b-1) en de helft 2 aan Aafke Gratama (VIII b-2) die getrouwd was met Simon Johan van Slooten.

In 1899 hebben de families Gratama en Van Slooten een scheiding en deling getroffen van hun belangen bij boerderijen bij Midlum, Brantgum en Ee, ten gevolge waarvan de thans geheten Gratama Sathe in handen kwam van weduwe Geertruida (50%) en haar kinderen Sibrand (IX e-1), Sjoerdina J. (IX e-2) en Johannes Gesinus (Ix e-3). De cirkel is rond, want e gebroeders kopen hun zuster uit en vermaken hun helften in 1931 en 1946 aan de Stichting.

De bewoners

Blijkens de stem- en floreenkohieren kennen wij een aantal gebruikers. Ype Brouwers heeft ze voor ons opgezocht en van personalia voorzien. Wij moeten ons echter hier beperken. Wie dat wil kan deze gegevens in het familiearchief vinden.

Hier volgen de namen en jaartallen: Jelte Sythiez (1618), Jan Willems (1640), Frans Hessels (1679), Jan Jans (1680), Tjaerd Reins (1698 en 1708), Greolt Gerrits (1718), Pieter Ennes (1728), Jan Ennes (1737), Tjalling Jarigs (1748), Taede Taedes (1758), Jelle Jansen(1768), Claas Jacobs’ weduwe (1778), Freerk Jans (1788), Yde Murks Audema (1838 en 1850), Pieter Herkes Poelstra (1880-1906), P. Witema (1915) In 1931 heeft nog een Arjen Zijlstra geboerd, maar omdat zijn vrouw niet kon aarden, duurde dat maar drie jaar.

Wij worden wat uitvoeriger nu meer bekende tijden naderen, tijden waarin de Stichting eigenaar was en archief kon opbouwen.

Op aanbeveling van zijn schoonvader Bouma, die op een andere Gratama- (of was het Manger Cats?) boerderij boerde, kwam in 1935 Sjoerd Sjoukes Zwaagstra op de plaats, toen 31.0785 ha groot. Hij was in 1927 gehuwd met A. Tj. Bouma. In 1963 legde hij zijn werk neer. Opgevolgd werd hij door zijn zoon Sjoerd Lammert (geboren 11/12/1933), in 1963 gehuwd met Trijntje Groeneveld. Zijn pacht liep van 1964 tot 1992. Behalve de verbouwing van het woonhuis was kenmerkend voor deze periode de kostbare aanleg van een verhaarde toegangsweg –sintels sedert 1954, beton sedert 1975. In zijn laatste actieve jaren is Zwaagstra gestopt met melken. Hij hield jong vee en fokte Texelse schapen. In 1992 werden de gebouwen en rond 4 ha and in erfpacht uitgegeven aan de maatschap Kingma en zonen, waarin vader Jacobus Otto samenwerkt met zijn zonen Dominicus, Piet, Johan en Jan. Zij bezitten respectievelijk huren diverse plaatsen en bedrijven. De overige ruim 24 ha van het Gratama-bezit werden aan de maatschap verpacht. De boerderij wordt bewoond door Jan Kingma, geboren 8/7/1964 en in 1986 gehuwd met Clasina Elisabeth de Puijselaar, van beroep onderwijzeres. Per 1 mei 1998 is vader Kingma uit de Maatschap getreden, die sedertdien door de vier broeders wordt voortgezet als de maatschap D.J.P.J. Kingma.